horizon
Nederlands
![](../I/m/Ystad_Saltsj%C3%B6bad_16maj_2014.jpg)
horizon
Woordafbreking
- ho·ri·zon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gezichtseinder’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- Grieks: ορίζοντας, gezichtseinder [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | horizon | horizonnen horizons |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
horizon m
- de denkbeeldige lijn tot waar men het aardoppervlak kan zien en waar het aardoppervlak en de lucht elkaar lijken te raken
- De zon staat in het verre noorden altijd laag aan de horizon.
Hyponiemen
- beleggingshorizon, waarnemingshorizon
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord horizon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'horizon' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.