horizon

Nederlands

horizon
Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ri·zon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gezichtseinder’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
  • Grieks: ορίζοντας, gezichtseinder [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord horizon horizonnen
horizons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

horizon m

  1. de denkbeeldige lijn tot waar men het aardoppervlak kan zien en waar het aardoppervlak en de lucht elkaar lijken te raken
    • De zon staat in het verre noorden altijd laag aan de horizon. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • beleggingshorizon, waarnemingshorizon
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord horizon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
horizon horizons

Zelfstandig naamwoord

horizon

  1. horizon


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

horizon

  1. horizon


Indonesisch

Zelfstandig naamwoord

horizon

  1. horizon
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.