hopen
Nederlands
Woordafbreking
- ho·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wensen, verwachten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hopen /ˈɦoːpə(n)/ |
hoopte /ˈɦoːptə/ |
gehoopt /ɣəˈɦoːpt/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
hopen
- overgankelijk wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
- Hij hoopte dat hij zijn proefwerk had gehaald.
Vertalingen
1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
Gangbaarheid
- Het woord hopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hopen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.