holoceen
Nederlands
Woordafbreking
- ho·lo·ceen
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans Holocène, naam voorgesteld in 1867 door de Franse geoloog F.L.P. Gervais; afgeleid van Oudgrieks ὅλος (hólos) "helemaal" en καινός (kainós) "nieuw", dus: "helemaal nieuw (leven)", omdat de fossielen uit deze periode helemaal van tegenwoordige soorten afkomstig zijn;[1][2][3][4]
- met het achtervoegsel -ceen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | holoceen | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
holoceen o
- (geologie) geologisch tijdperk na de laatste ijstijd, laatste tijdvak van het periode quartair, van 11.700 geleden tot nu
- In het eerste, vóórhistorische gedeelte van het holoceen strekten de duinen zich vrij veel verder zeewaarts uit dan thans; maar aanzienlijke afslag deed hen evenals tegenwoordig snel afnemen. [5]
Hyperoniemen
- tijdvak (geologie)
- quartair
- cenozoïcum of kaenozoïcum
- fanerozoïcum
Hyponiemen
Bijvoeglijk naamwoord
holoceen
- uit het holoceen, of met betrekking tot dat tijdperk
Gangbaarheid
- Het woord holoceen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'holoceen' herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Venhuizen, G. IJstijden (2014) Amsterdam University Press, Amsterdam; ISBN 9789048524310; p. 93; geraadpleegd 2016-02-04
- holoceen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tutein Nolthenius, R.P.J. "Westerstranden." in: De Gids. jrg. 77 deel 1 (1913) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 424; geraadpleegd 2016-02-04
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.