hjól

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / çouːl /
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]: Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hjól
  • [2]: Afkorting van reiðhjól
  • [3]: Afkorting van mótorhjól
Klasse n
sterk
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hjól     hjólið     hjól     hjólin  
genitief   hjóls     hjólsins     hjóla     hjólanna  
datief   hjóli     hjólinu     hjólum     hjólunum  
accusatief   hjól     hjólið     hjól     hjólin  

Zelfstandig naamwoord

hjól, o

  1. (techniek) rad, schijf, wiel
  2. (afkorting), (techniek), (verkeer), (verkorting) fiets
  3. (afkorting), (techniek), (verkeer), (verkorting) motor, motorfiets
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [2]: hjólhestur
  • [2]: tvíhjól
  • [2]: þríhjól
  • [3]: vélhjól
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: fara á hjólinu
met de fiets gaan

Zelfstandig naamwoord

hjól

  1. accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van hjól

hjól

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hjól

hjól

  1. accusatief onbepaald onzijdig meervoud van hjól
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.