heen

Niet te verwarren met: héen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦeːn/
Woordafbreking
  • heen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van plaats: weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     heen  
 persoonlijk     erheen  
aanwijz.  nabij     hierheen  
  veraf     daarheen  
  vragend/betrekk.     waarheen  

Bijwoord

heen [2]

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: weg [3]
  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: in de richting van, naartoe
    • erheen: Hij ging er snel heen. 
  1. scheidbaar deel van sommige bijwoorden en voorzetsels, bijvoorbeeld overheen, achterheen
    • Hij reed over de brug heen. 
  1. ~ en weer: in een bepaalde richting en weer terug
    • De schommel ging heen en weer en de kinderen genoten. 
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord heen henen
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

heen

  1. (plantkunde) Bolboschoenus maritimus een grasachtige soort binnen de familie van de Cypergrassen (Cyperaceae ) [4] [5]
Synoniemen
  • zeebies
Afgeleide begrippen
  • heenwortel

Gangbaarheid

  • Het woord heen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.