heen
Nederlands
Woordafbreking
- heen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van plaats: weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | heen | |
persoonlijk | erheen | |
aanwijz. | nabij | hierheen |
veraf | daarheen | |
vragend/betrekk. | waarheen |
Bijwoord
heen [2]
- heengaan: Hij ging heen.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: in de richting van, naartoe
- erheen: Hij ging er snel heen.
- scheidbaar deel van sommige bijwoorden en voorzetsels, bijvoorbeeld overheen, achterheen
- Hij reed over de brug heen.
- ~ en weer: in een bepaalde richting en weer terug
- De schommel ging heen en weer en de kinderen genoten.
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heen | henen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
heen
- (plantkunde) Bolboschoenus maritimus
een grasachtige soort binnen de familie van de Cypergrassen (Cyperaceae ) [4] [5]
Synoniemen
- zeebies
Afgeleide begrippen
- heenwortel
Gangbaarheid
- Het woord heen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "heen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- heen op website: Etymologiebank.nl
- heen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.