heem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heem    (hulp, bestand)
  • IPA: /hem/
Woordafbreking
  • heem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heem hemen
verkleinwoord heempje heempjes

Zelfstandig naamwoord

heem o

  1. (verouderd) woonplaats, geboortegrond
  2. besloten erf
  3. (in België) eigen ruimte van een jeugdorganisatie, honk
  4. (alleen als verkleinwoord) huiskrekel, zie heempje
Synoniemen
Afgeleide begrippen

(hieronder staan de afleidingen met heem of verkort hem, ham of -(e)m ; zie ook verwante afleidingen onder heim en hiem

afleidingen
als linkerdeel van samenstellingen
  • [1] hamrik, heemblijver, heemdijk, Heemkerd, heemkamer, heemkring, heemkunde, heempark, heemperk, heemraad, heemrecht, heemschut, Heemskerk, heemstede, Heemstede, Heemswetering, heemtuin, heemwerf, heemziek
  • [2] heemdeur, heemdog, heemhond, heemhuur, heemvast
als rechterdeel van samenstellingen
  • [2] huisheem, molenheem
enkelvoud meervoud
naamwoord heem hemen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

heem m

  1. (wetenschap) complexe verbinding met een centraal ijzerion en een porfyrinemolecuul als ligand, bijvoorbeeld de kleurstof van hemoglobine
    • De heem heeft een centraal gelegen ijzeratoom (...) [6]
Schrijfwijzen
  • haem
Afgeleide begrippen
  • heeemgroep, heemijzer, heemverbinding

Gangbaarheid

  • Het woord heem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Middelnederlands

Woordafbreking
  • heem
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

heem o

  1. woonplaats, geboortegrond
  2. besloten erf
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.