haring
Nederlands
Woordafbreking
- ha·ring
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1101 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haring | haringen |
verkleinwoord | harinkje | harinkjes |
Zelfstandig naamwoord
haring m
- (voeding) (vissen) Clupea harengus
, zilvergrijze zoutwatervis, geschikt voor comsumptie - soort pen waarmee de scheerlijnen van een tent in de bodem bevestigd worden, tentharing
Verwante begrippen
- [2] antennemast, scheerlijn, stormlijn, tent, volleybalnet, windscherm
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. zoutwatervis
Gangbaarheid
- Het woord haring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haring' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.