hap
Nederlands
Woordafbreking
- hap
Zelfstandig naamwoord
hap m
- Zullen we daar een hapje gaan eten?
- de hele ~ de gehele zooi
- We hebben die hele hap maar in de prullenbak gegooid.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
happen |
hap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van happen
- Ik hap.
- gebiedende wijs van happen
- Hap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van happen
- Hap je?
Gangbaarheid
- Het woord hap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hap' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.