happig
Nederlands
Woordafbreking
- hap·pig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gretig’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- afgeleid van hap met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | happig | happiger | happigst |
verbogen | happige | happigere | happigste |
partitief | happigs | happigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
happig
- Hij was niet de meest happige kandidaat om de nieuwe baan te krijgen.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- happigheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord happig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'happig' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.