halsstarrig
Nederlands
Woordafbreking
- hals·star·rig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hardnekkig’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1]
- Samenstellende afleiding van hals en star met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | halsstarrig | halsstarriger | halsstarrigst |
verbogen | halsstarrige | halsstarrigere | halsstarrigste |
partitief | halsstarrigs | halsstarrigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
halsstarrig
- koppig en onredelijk vasthoudend aan een standpunt
- Hij verwijt het bestuur een halsstarrige opstelling.
- De halsstarrige weigering om mee te werken zet kwaad bloed.
Verwante begrippen
- hardnekkig, koppig, stijfhoofdig, verbeten, verstokt
Afgeleide begrippen
- halsstarrigheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord halsstarrig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'halsstarrig' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.