grapefruit
Nederlands
Woordafbreking
- grape·fruit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘citrusvrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- van het Engels: Samenstelling van grape en fruit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grapefruit | grapefruits |
verkleinwoord | grapefruitje | grapefruitjes |
Zelfstandig naamwoord
grapefruit m
- (fruit) een gele of rode, enigszins bitter smakende citrusvrucht
- De grapefruit bevat weinig calorieën, maar kan niet met bepaalde geneesmiddelen gecombineerd worden.
Afgeleide begrippen
- grapefruitsap, grapefruitschil, grapefruitsmaak
Vertalingen
1. een gele of rode, enigszins bitter smakende citrusvrucht
Gangbaarheid
- Het woord grapefruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grapefruit' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.