glans

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glans
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘schijnsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eikel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1686 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord glans glansen, glanzen
verkleinwoord glansje glansjes

Zelfstandig naamwoord

glans m [2]

  1. opmerkelijk lichtschijnsel door weerkaatsing
    • De glans van de lak kan gemakkelijk hersteld worden met een goede wasbeurt. 
  1. overdrachtelijk de schittering van een opmerkelijke daad, een unieke prestatie of een grote reputatie
    • De aanwezigheid van de koningin gaf grote glans aan het jubileum. 
  1. eikel (ook van penis en clitoris) [3]
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
glanzen

glans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glanzen
    • Ik glans. 
  2. gebiedende wijs van glanzen
    • Glans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glanzen
    • Glans je? 

Gangbaarheid

  • Het woord glans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
glans
geglans
volledig

Werkwoord

glans

  1. glanzen



Engels

enkelvoud meervoud
glans glans, glandes

Zelfstandig naamwoord

glans

  1. (anatomie) eikel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.