gezinsleven
Nederlands
Woordafbreking
- ge·zins·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gezin en leven met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinsleven | gezinslevens |
verkleinwoord | gezinsleventje | gezinsleventjes |
Zelfstandig naamwoord
gezinsleven o
- Dat deel van iemands leven dat zich afspeelt in zijn gezin
- De succesvolle politicus had een verdrietig gezinsleven.
- Daniel: “Het vloggen begon vijf jaar geleden met informatieve video’s over koken, sporten en een gezonde levensstijl. Tot we merkten dat een kijkje in ons gezinsleven veel meer kijkers trok. [1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord gezinsleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gezinsleven' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Trouw Babette Rijkhoff– 12:14, 31 maart 2018 Het succes van de familievloggers: 'We hebben een tijdje met de gordijnen dicht geleefd'
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.