tweegevecht
Nederlands
![](../I/m/De_hertogen_van_Bourbon_en_Bretagne_in_tweegevecht_tijdens_een_toernooi.jpg)
een tweegevecht tijdens een toernooi
Woordafbreking
- twee·ge·vecht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van twee en gevecht zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweegevecht | tweegevechten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
tweegevecht o [2]
- gevecht tussen twee personen of groepen, wedstrijd tussen twee personen of teams
- ‘Zo’n crisette beheren en afsluiten is niet eenvoudig’, stelt een betrokkene voorzichtig. ‘Je weet nooit waar het eindigt.’ Eén ding is zeker: de tweegevechten doen er geen deugd aan. Inhoudelijk raakt de kloof geen millimeter gedicht, psychologisch wordt hij evenwel dieper telkens als belangrijke protagonisten elkaar publiekelijk in de haren vliegen.[3]
- Het wereldkampioenschap in de Formule 1 ontaardt meer en meer in een tweegevecht. Na winst in Australië voor Sebastian Vettel en winst voor Lewis Hamilton in China, mocht Vettel in Bahrein wéér vieren.[4]
Gangbaarheid
- Het woord tweegevecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- tweegevecht op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 14 OKTOBER 2016
- Tubantia Tim Engelen 16-APRIL-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.