gevang
Nederlands
Woordafbreking
- ge·vang
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Middelnederlands g(h)evanc, g(h)evange ‘vangst, buit’
- Naamwoord van handeling van vangen met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevang | gevangen |
verkleinwoord | gevangetje | gevangetjes |
Verwante begrippen
- bajes, cachot, gevangenis, nor, petoet
Hyponiemen
- zelfgevang
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord gevang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gevang' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.