geschil

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·schil
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onenigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
  • Naamwoord van handeling van schelen (verschillen, onderscheiden) met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geschil geschillen
verkleinwoord geschilletje geschilletjes

Zelfstandig naamwoord

geschil o [3]

  1. geweldloos conflict, vaak politiek of diplomatiek met juridische aspecten.
    • Het geschil tussen België en Nederland inzake de IJzeren Rijn is vooralsnog niet beslecht. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • arbeidsgeschil, competentiegeschil, executiegeschil, geloofsgeschil, godsdienstgeschil, grensgeschil, leergeschil, loongeschil, rechtsgeschil
Afgeleide begrippen
  • geschillenbeslechting, geschillencommissie, geschillenraad, geschillenregeling, geschilpunt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geschil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.