genetica

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·ti·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘erfelijkheidsleer’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • Afkomstig van het Oudgriekse γενετικός, genitief van γένεσις.
enkelvoud meervoud
naamwoord genetica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

genetica v

  1. (wetenschap) de wetenschap van alles wat de werking van genen betreft, in het bijzonder erfelijke overdracht
    • Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang binnen de genetica is de laatste decennia onze kennis van erfelijk overdraagbare ziekten en eigenschappen snel toegenomen. 
Synoniemen
  • genwetenschap
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord genetica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.