gelukkig
Nederlands
Woordafbreking
- ge·luk·kig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gelukkig | gelukkiger | gelukkigst |
verbogen | gelukkige | gelukkigere | gelukkigste |
partitief | gelukkigs | gelukkigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gelukkig
- in een tevredene toestand zijn, zich goed voelen
- "Veel mensen vergissen zich in wat ze gelukkig maakt" [2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- gelukkige, gelukkigerwijs, gelukkiglijk, ongelukkige, ongelukkigerwijs
Uitdrukkingen en gezegden
- Gelukkig nieuwjaar!
- Gelukkig Nieuwjaar!
- Prettige Kerstdagen en een Gelukkig Nieuwjaar!
- Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar!
Vaste voorzetsels
- gelukkig zijn met
- gelukkig zijn van
Vertalingen
1. in een tevredene toestand zijn, zich goed voelen
Gangbaarheid
- Het woord gelukkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gelukkig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.