gelovig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelovig    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χə.ˈlo.vəχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ɣə.ˈlo.vəx/
    • (Limburg): /ɣə.ˈloː.vɪx/
Woordafbreking
  • ge·lo·vig
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van geloven met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geloviggelovigergelovigst
verbogen gelovigegelovigeregelovigste
partitief gelovigsgelovigers-

Bijvoeglijk naamwoord

gelovig

  1. (religie) vast en innig gelovend in een god of goden
    • Ik ben gelovig en ga iedere week naar de kerk. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gelovig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.