ongelovig
Nederlands
Woordafbreking
- on·ge·lo·vig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongelovig | ongeloviger | ongelovigst |
verbogen | ongelovige | ongelovigere | ongelovigste |
partitief | ongelovigs | ongelovigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ongelovig
- niet geloven, in de godsdienstige zin het niet geloven in een opperwezen.
- Een atheïst is ongelovig.
- in de meer algemene zin verbaasd, kritisch, wantrouwend
- Hij keek met ongelovige ogen naar de goochelaar.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- ongelovigheid
Uitdrukkingen en gezegden
- Een ongelovige Thomas zijn
nooit iets geloven
Gangbaarheid
- Het woord ongelovig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ongelovig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.