geleerd
Nederlands
Woordafbreking
- ge·leerd
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘knap’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- vervoeging van leren: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geleerd | geleerder | geleerdst |
verbogen | geleerde | geleerdere | geleerdste |
partitief | geleerds | geleerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geleerd
- zich veelvuldig aan studie gewijd hebbend
Verwante begrippen
Hyponiemen
- godgeleerd, halfgeleerd, hooggeleerd, opgeleerd, rechtsgeleerd, reuzegeleerd, uitgeleerd, weledelgeleerd, zeergeleerd
Afgeleide begrippen
- geleerddoenerij, geleerde, geleerdheid
Vertalingen
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | geleerd | |
verbogen | geleerde | |
vervoeging van | ||
leren |
geleerd voltooid deelwoord van leren
- vormt de voltooide tijden
- We hebben onze les wel geleerd.
- Hij heeft van zijn fouten geleerd.
- vormt de lijdende vorm
- Het alfabet wordt geleerd door een liedje.
- attributief gebruikt
- Ze zullen de op de training geleerde dingen in de praktijk brengen.
- vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
- Hem wordt geleerd te luisteren.
Gangbaarheid
- Het woord geleerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geleerd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.