gekibbel

Nederlands

gekibbel
Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·kib·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling kibbelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gekibbel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gekibbel o [1]

  1. aanhoudend ruzie maken over kleine dingen, over beuzelingen
    • Waarom zouden de politici, wier beleid tot nu toe heeft uitgeblonken in zigzagbewegingen, uitstelgedrag en onderling gekibbel, dit keer wel in staat zijn tot daadkrachtig beleid? Het grootste probleem van het ontwerp is dat de concrete uitwerking ontbreekt.[2] 
    • Ondanks het gekibbel, was er ook ruimte om over emoties te praten. De Robinsonners kregen in de vorm van een brief of korte video eindelijk bericht van het thuisfront. En dat deed ze goed, al zorgde het wel voor de nodige waterlanders.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
    Vertalingen

    Gangbaarheid

    • Het woord gekibbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
    99 %van de Nederlanders;
    99 %van de Vlamingen.

    Verwijzingen

    1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
    2. de Standaard 12 DECEMBER 2017
    3. Tubantia Maxime Segers 08-DECEMBER-2017
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.