gekibbel
Nederlands
![](../I/m/Jan_van_Kessel_de_Oude_-_Een_landschap_met_een_haan_en_een_kalkoen_gekibbel%2C_en_ander_gevogelte.jpg)
gekibbel
Woordafbreking
- ge·kib·bel
Zelfstandig naamwoord
gekibbel o [1]
- aanhoudend ruzie maken over kleine dingen, over beuzelingen
- Waarom zouden de politici, wier beleid tot nu toe heeft uitgeblonken in zigzagbewegingen, uitstelgedrag en onderling gekibbel, dit keer wel in staat zijn tot daadkrachtig beleid? Het grootste probleem van het ontwerp is dat de concrete uitwerking ontbreekt.[2]
- Ondanks het gekibbel, was er ook ruimte om over emoties te praten. De Robinsonners kregen in de vorm van een brief of korte video eindelijk bericht van het thuisfront. En dat deed ze goed, al zorgde het wel voor de nodige waterlanders.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gekibbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gekibbel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 12 DECEMBER 2017
- Tubantia Maxime Segers 08-DECEMBER-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.