geharrewar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·har·re·war
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geharrewar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geharrewar o [1]

  1. gedurig en verwarrend gekibbel
    • Na veel geharrewar kwam men in 1482 tot een vergelijk. Evert van Ulft zou de Kemnade behouden, dan wel in bezit krijgen en de gebroeders Van der Kemnade kregen het tegen betaling in pandschap. 
    • Er klonken weer een paar kreten. Er was een beetje geharrewar bij de Geelvingers. De Lilakuiten gingen in een kring staan en begonnen af te tellen. Maar na een paar minuten keerde een van de Blauwvoeten zich naar het bordes en riep: ' Wij doen het. Alle aanvoerders naar voren. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord geharrewar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 96
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.