geboren
Nederlands
Woordafbreking
- ge·bo·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Oorspronkelijk het voltooid deelwoord van het Oudnederlandse werkwoord geberen, dat eerst 'dragen' betekende, maar later toegespitst op de zwangerschap de betekenis 'baren' kreeg.
stellend | |
---|---|
onverbogen | geboren |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geboren
- ter wereld gebracht, gebaard (gezegd over mensen of dieren)
- Ik ben in Brussel geboren.
- begonnen, ontstaan (overdrachtelijk)
- Deze oplossing is uit nood geboren.
- door herkomst of natuurlijke aanleg (een bepaalde eigenschap bezitten)
- Mevrouw De Vries, geboren Jansen.
Hyponiemen
- aangeboren, hooggeboren, jonggeboren, pasgeboren, vrijgeboren, welgeboren
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
- Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje.
Wanneer je uit een arm gezin komt, zul je nooit rijk worden.
- Hij is in ~ geboren en getogen.
Hij is in ~ ter wereld gekomen en opgegroeid. (~ staat voor een plaatsnaam)
- Dichters worden niet gemaakt, maar geboren.
Je wordt dichter door eigen aanleg, niet doordat anderen je het leren.
Vertalingen
1. ter wereld gebracht, gebaard
2. begonnen, ontstaan
3. door herkomst of natuurlijke aanleg
Gangbaarheid
- Het woord geboren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geboren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.