zwangerschap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwan·ger·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het zwanger-zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1811 [1]
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord zwanger met het achtervoegsel -schap.
enkelvoud meervoud
naamwoord zwangerschap zwangerschappen
verkleinwoord (zwangerschapje) (zwangerschapjes)

Zelfstandig naamwoord

zwangerschap v

  1. de tijd dat een vrouw een ongeboren kind met zich draagt
    • Zij voelde zich niet lekker door haar zwangerschap. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • meerlingzwangerschap, schijnzwangerschap, studentenzwangerschap, tienerzwangerschap, tweelingzwangerschap
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwangerschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.