garagedeur
Nederlands
Woordafbreking
- ga·ra·ge·deur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van garage en deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garagedeur | garagedeuren |
verkleinwoord | garagedeurtje | garagedeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
garagedeur v/m
- een deur die toegang geeft tot de garage
- De auto was te hoog en kon niet door de garagedeur naar binnen.
Verwante begrippen
- autodeur, badkamerdeur, balkondeur, kamerdeur, kastdeur, kelderdeur, keukendeur, kluisdeur, liftdeur, slaapkamerdeur, schuurdeur, tuindeur, woonkamerdeur, zolderdeur
Gangbaarheid
- Het woord garagedeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'garagedeur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.