tuindeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuindeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtœʏ̯nˌdør/
Woordafbreking
  • tuin·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuindeur tuindeuren
verkleinwoord tuindeurtje tuindeurtjes

Zelfstandig naamwoord

tuindeur v/m

  1. een deur die toegang geeft tot de tuin
    • De inbrekers kwamen via de tuindeur naar binnen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tuindeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.