formaat
Nederlands
Woordafbreking
- for·maat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grootte’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- afgeleid van formeren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | formaat | formaten |
verkleinwoord | formaatje | formaatjes |
Zelfstandig naamwoord
formaat o
- grootte
- Het formaat van de posters.
- (informatica) vorm van een bestand
- Een publicatie in PDF-formaat.
Hyponiemen
|
Vertalingen
2. vorm van een bestand
Gangbaarheid
- Het woord formaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'formaat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.