fauteuil
Nederlands
Woordafbreking
- fau·teuil
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘leunstoel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1776 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fauteuil | fauteuils |
verkleinwoord | fauteuiltje | fauteuiltjes |
Hyponiemen
- clubfauteuil, damesfauteuil, oorfauteuil, sta-opfauteuil
Opmerkingen
- Het is vervelend voor Van Dale, maar wie ‘fauteuil’ opzoekt op Wikipedia, vindt een betere definitie („fauteuil, soms ook ‘leunstoel’ genoemd, is een gestoffeerde, makkelijk verplaatsbare stoel, meestal met open armleuningen en soms met een los inlegkussen”), met elf kleurenfoto’s, informatie over clubfauteuil, damesfauteuil en oorfauteuil, plus goede informatie over de herkomst van het woord, met een verwijzing naar de gratis website etymologiebank.nl.[2]
Vertalingen
1. Soort stoel
Gangbaarheid
- Het woord fauteuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fauteuil' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fauteuil | le fauteuil | fauteuils | les fauteuils |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.