leunstoel

Alfred Dedreux "Mop in een leunstoel" (1857)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leun·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leunstoel leunstoelen
verkleinwoord leunstoeltje leunstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

leunstoel m

  1. een stoel met leuningen om lekker in te zitten
    • Opa zat graag in zijn leunstoel. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leunstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.