exploiteren

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
exploiterengeëxploiteerd
exploitatie
Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ploi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘winstgevend maken’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van het Franse exploiter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
exploiteren
exploiteerde
geëxploiteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

exploiteren

  1. overgankelijk draaiende houden met winst
    • Henk wil graag een bedrijf voor reclamezuilen exploiteren. 
  1. gebruiken om er geld mee te verdienen
    • Een slordige honderd onbewoonde eilanden worden geëxploiteerd als hotel. Als vuistregel geldt: één eiland, één resort, iets wat de Malediven een unieke en daarmee ook populaire vakantiebestemming maakt. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord exploiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.