exploiteren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
exploiteren | geëxploiteerd |
exploitatie |
Woordafbreking
- ex·ploi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘winstgevend maken’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- afgeleid van het Franse exploiter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exploiteren |
exploiteerde |
geëxploiteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
exploiteren
- overgankelijk draaiende houden met winst
- Henk wil graag een bedrijf voor reclamezuilen exploiteren.
- gebruiken om er geld mee te verdienen
- Een slordige honderd onbewoonde eilanden worden geëxploiteerd als hotel. Als vuistregel geldt: één eiland, één resort, iets wat de Malediven een unieke en daarmee ook populaire vakantiebestemming maakt. [3]
Synoniemen
- uitbaten. profiteren, beheren
- munt slaan uit iets
- geld uit iets slaan
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord exploiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'exploiteren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "exploiteren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.