etalage

Nederlands

etalge en winkelpui
Uitspraak
Woordafbreking
  • eta·la·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstalkast’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Naamwoord van handeling van etaleren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord etalage etalages
verkleinwoord etalagetje etalagetjes

Zelfstandig naamwoord

etalage v [3]

  1. (bouwkunde) een met glazen ramen uitgevoerde ruimte aan de straatkant van een winkel waarin koopwaren uitgestald worden
    • Hij is bezig de etalage opnieuw in te richten voor de kerst. 
  1. (wikitaal) een selectie van artikelen die gebruikers van Wikipedia bijzonder waarderen en aan bepaalde (hoge) standaarden voldoen
Hyponiemen
  • kerstetalage
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de etalage zetten
  • te koop aanbieden

Voorbeeld: Na de privatisering van het nationale post- en telefoniebedrijf, de Postbank, gemeentelijke en provinciale energiebedrijven, het openbaar vervoer, delen van het onderwijs en de gezondheidszorg en diverse taken van gemeentelijke en rijksoverheidsinstellingen worden nu - met overheidsgeld gefinancierde - (sociale) huurwoningen voor buitenlandse beleggers in de etalage gezet.

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord etalage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

etalage

  1. etalage


Veluws

Zelfstandig naamwoord

etalage

  1. etalage
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.