enkelspel
Nederlands
Woordafbreking
- en·kel·spel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van enkel en spel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enkelspel | enkelspellen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
enkelspel o
- (sport) bij tennis en tafeltennis als één persoon tegen één persoon speelt
- Krajicek kwam in februari voor het laatst in actie, tijdens de confrontatie met Wit-Rusland in de kwartfinales van de Fed Cup. Ze verloor toen haar beide enkelspelen, waardoor Oranje kansloos was (4-1). De tennissters moeten tegen Slowakije een langer verblijf in de wereldgroep afdwingen. [1]
- Ik moest in 2001 kiezen tussen de routinier Jan Siemerink en de jonge Raemon Sluiter voor het enkelspel tegen Juan Carlos Ferrero, die later Roland Garros zou winnen en de nummer 1 van de wereld werd. Leeftijd en ervaring telden niet, de vraag was wie de meeste kans had om Ferrero te verslaan.[2]
Hyponiemen
- damesenkel, herenenkel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord enkelspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'enkelspel' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Dennis Meinema 8 april 2017
- Volkskrant Robèrt Misset Bart Vlietstra 28 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.