emigreren

Nederlands

cursus Engels voor emigranten
Uitspraak
  • Geluid:  emigreren    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˌemiˈχrɪːrə(n)/
Woordafbreking
  • emi·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitwijken naar ander land’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse émigrer (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emigreren
emigreerde
geëmigreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emigreren [2]

  1. ergatief naar het buitenland verhuizen
    • In de jaren vijftig zijn er veel Nederlanders naar Engelstalige landen geëmigreerd. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord emigreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.