immigreren
Nederlands
Woordafbreking
- im·mi·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
immigreren |
immigreerde |
geïmmigreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
immigreren
- ergatief een land binnenkomen om zich er metterwoon te vestigen
- Er waren in die tijd vrij veel mensen geïmmigreerd.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een land binnenkomen om zich er te vestigen
Gangbaarheid
- Het woord immigreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'immigreren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.