emigreerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emiĀ·greerĀ·de

Werkwoord

vervoeging van
emigreren

emigreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van emigreren
    • Ik emigreerde. 
    • Jij emigreerde. 
    • Hij, zij, het emigreerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.