duet
Nederlands
![](../I/m/Tommy_Franks_Wayne_Newton.jpg)
duet (zang)
Woordafbreking
- du·et
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans of Duits, in de betekenis van ‘tweestemmig gezang’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
- Ontleend aan het Italiaanse duetto
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duet | duetten |
verkleinwoord | duetje | duetjes |
Zelfstandig naamwoord
duet o
- (muziek) een muziekstuk voor twee uitvoerders (instrumenten of stemmen)
Vertalingen
1. een muziekstuk voor twee uitvoerders (instrumenten of stemmen)
Gangbaarheid
- Het woord duet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duet' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Fries
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.