duet

Nederlands

duet (zang)
Uitspraak
Woordafbreking
  • du·et
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans of Duits, in de betekenis van ‘tweestemmig gezang’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
  • Ontleend aan het Italiaanse duetto
enkelvoud meervoud
naamwoord duet duetten
verkleinwoord duetje duetjes

Zelfstandig naamwoord

duet o

  1. (muziek) een muziekstuk voor twee uitvoerders (instrumenten of stemmen)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord duet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Fries

Woordafbreking
  • du·et
enkelvoud meervoud
naamwoord duet duetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

duet o

  1. duet
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.