district

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·trict
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ambtsgebied’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord district districten
verkleinwoord districtje districtjes

Zelfstandig naamwoord

district o

  1. (regering) het gebied met een eigen lokale overheid
    • - Elke stad met meer dan 100.000 inwoners mag in België zijn deelgemeenten districten noemen. 
    • - Antwerpen telt 9 districten. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord district staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·trict
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse woord district, dat van het Latijnse woord districtus komt, het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord distringere (di(s) + stringere).
  • Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel di-.
enkelvoud meervoud
district districts

Zelfstandig naamwoord

district

  1. arrondissement
  2. buurt
  3. district
  4. gouw
  5. rayon
  6. stadswijk
  7. wijk
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.