declareren
Nederlands
Woordafbreking
- de·cla·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een declaratie indienen’ voor het eerst aangetroffen in 1753 [1]
- afgeleid van het Franse déclarer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
declareren |
declareerde |
gedeclareerd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
declaratie | |
declarant | - |
Werkwoord
declareren overgankelijk [3]
- een declaratie indienen b.v. t.a.v. gemaakte onkosten, opgeven
- aangifte doen van goederen bij de douane of voor de belasting, aangeven
- (informatica) het specificeren van naam en type van een variabele in een computerprogramma, opgeven
- wederkerend zich ~: zich over iets uitspreken, verklaren
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord declareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'declareren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.