aangeven
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ge·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en geven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aangeven |
gaf aan |
aangegeven |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
aangeven
- ditransitief aanreiken, in handen geven
- Kun je me de afstandsbediening aangeven?
- aanduiden
- Hij gaf de zaken die hij besprak aan op het beeldscherm met een laserstokje.
- een (gezocht) persoon bij de autoriteiten melden
- De vrouwenmishandelaar werd door de buren aangegeven.
- Je moet het pasgeboren kind aangeven bij de gemeente.
Uitdrukkingen en gezegden
- de toon aangeven
de leider zijn
Vertalingen
1. aanreiken
2. aanduiden
Gangbaarheid
- Het woord aangeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aangeven' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.