constitutie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sti·tu·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grondwet’ voor het eerst aangetroffen in 1728 [1]
  • afgeleid van het Franse constitution of daarvoor van het Latijnse 'cōnstitūtiō' (met het voorvoegsel con-)
  • Naamwoord van handeling van constitueren met het achtervoegsel -tie
enkelvoud meervoud
naamwoord constitutie constituties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

constitutie v [2]

  1. gestel, lichamelijke gesteldheid
    • De boerenzoon had een ijzeren constitutie. 
    • Hoe komt iemand die overal de zonnige kant van inziet aan zo’n dramatische gezichtsuitdrukking? ‘Groningen. Klei. En het is ook constitutie, genen. Ik merkte het zelf nooit zo. Tot ik voor het televisieprogramma Sterren op het Doek geschilderd werd en het steeds over die hangende mondhoeken van me ging. Ik vat alles vrolijk op, maar ik ben daarna bijna gaan denken aan een facelift.’ [3] 
  1. grondwet
    • Door de noodtoestand werd de constitutie buiten werking gesteld. 
  1. oprichting, instelling
  2. samenstelling
    • De constitutie van Coca-Cola is een goed bewaard geheim. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • grondwetherziening, grondwetsschennis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord constitutie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.