constitueren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sti·tu·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vaststellen’ voor het eerst aangetroffen in 1507 [1]
  • afgeleid van het Franse constituer (met het voorvoegsel con-) of daarvoor van het Latijnse 'constituere' met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
constitueren
constitueerde
geconstitueerd
zwak -d volledig

Werkwoord

constitueren overgankelijk [2]

  1. instellen, vormen, samenstellen
  2. (formeel) verordenen, vaststellen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord constitueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.