confectie
Nederlands
Woordafbreking
- con·fec·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in massa gemaakte kleding’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
- afgeleid van het Latijnse facere (maken) met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | confectie | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
confectie v
- confectiekleding. Kleding die in massa geproduceerd wordt
- Dat is de kleine man, die kleine burgerman
Zo'n hele kleine man met een confectiepakkie an
De man die niks verdragen kan blijft altijd onder Jan
Zo'n hongerlijer, zenuwelijer van een kleine man [3]
- Dat is de kleine man, die kleine burgerman
Synoniemen
- prêt-à-porter
Hyponiemen
- damesconfectie, herenconfectie, kinderconfectie
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord confectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'confectie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.