concurrent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • conĀ·curĀ·rent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord concurrent concurrenten
verkleinwoord concurrentje concurrentjes

Zelfstandig naamwoord

concurrent m

  1. (economie) een mededinger, een persoon of onderneming die met andere personen of ondernemingen hetzelfde doel voor ogen hebben, hetzelfde product verkopen of dezelfde wedstrijd winnen
    • Het was niet goed, het was zenuwslopend, maar FC Twente is terug in de eredivisie. Omdat de enige overgebleven concurrent Sparta onderuit ging bij Jong PSV, was een punt tegen Jong AZ voldoende. De mooiste 0-0 van het seizoen voelde als de meest glorieuze zege. De ultieme bevrijding. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • tijdconcurrent, collega-concurrent
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord concurrent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.