concurrent
Nederlands
Woordafbreking
- conĀ·curĀ·rent
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse gelijknamige woord (mededinger, rivaal) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concurrent | concurrenten |
verkleinwoord | concurrentje | concurrentjes |
Zelfstandig naamwoord
concurrent m
- (economie) een mededinger, een persoon of onderneming die met andere personen of ondernemingen hetzelfde doel voor ogen hebben, hetzelfde product verkopen of dezelfde wedstrijd winnen
- Het was niet goed, het was zenuwslopend, maar FC Twente is terug in de eredivisie. Omdat de enige overgebleven concurrent Sparta onderuit ging bij Jong PSV, was een punt tegen Jong AZ voldoende. De mooiste 0-0 van het seizoen voelde als de meest glorieuze zege. De ultieme bevrijding. [2]
Hyponiemen
- tijdconcurrent, collega-concurrent
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een mededinger, een persoon of onderneming ...
Gangbaarheid
- Het woord concurrent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'concurrent' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- etymologiebank.nl
- Tubantia Leon ten Voorde 22-04-19 FC Twente heeft de titel binnen na remise
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.