compiler
Nederlands
Woordafbreking
- com·pi·ler
Zelfstandig naamwoord
compiler m
- (informatica) computerprogramma dat een in een brontaal geschreven programma (broncode) vertaalt in een semantisch equivalent programma in een doeltaal (objectcode) (en meestal tegelijk met andere programma´s 'linkt')
Vertalingen
1. (informatica) computerprogramma dat een in een brontaal geschreven programma (broncode) vertaalt in een semantisch equivalent programma in een doeltaal (objectcode) (en meestal tegelijk met andere programma´s 'linkt')
Gangbaarheid
- Het woord compiler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'compiler' herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen. |
Frans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
compiler |
compilais |
compilé |
eerste groep | volledig |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.