compilator
Nederlands
Woordafbreking
- com·pi·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘samensteller van compilaties’ voor het eerst aangetroffen in 1854 [1]
- Naamwoord van handeling van compileren met het achtervoegsel -ator
- afgeleid van het Latijnse compīlātor (plunderaar) (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compilator | compilatoren compilators |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord compilator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'compilator' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.