compilator

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pi·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘samensteller van compilaties’ voor het eerst aangetroffen in 1854 [1]
  • Naamwoord van handeling van compileren met het achtervoegsel -ator
  • afgeleid van het Latijnse compīlātor (plunderaar) (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord compilator compilatoren
compilators
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

compilator m [3]

  1. schrijver van compilaties
  2. (informatica) compiler
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord compilator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.