trafiek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra·fiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans: trafique
enkelvoud meervoud
naamwoord trafiek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

trafiek v

  1. (verkeer) het transport van goederen, data, of personen
    • De netwerktrafiek neemt altijd maar toe. 
  1. een pre-industrieel veredelingsbedrijf, waar plantaardige of minerale grondstoffen, vaak van exotische herkomst, werden geraffineerd en/of gemengd (tot een melange)
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord trafiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.