clown
![](../I/m/Colorful_Clown_3.jpg)
Een clown.
Nederlands
Woordafbreking
- clown
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘grappenmaker’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Leenwoord uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clown | clowns |
verkleinwoord | clowntje | clowntjes |
Zelfstandig naamwoord
clown m
- (beroep) een komische artiest, oorspronkelijk uit het circus
- De Londense burgemeester Boris Johnson werd door een vertrouweling van Hillary Clinton in een e-mail (terecht!!!) weggezet als een "clown". [3]
Hyponiemen
- ballonnenclown, cliniclown, circusclown, ivf-clown, pleisterclown, ritueelclown, rouwclown
Afgeleide begrippen
- clownachtig, clownerie, clownerig, clownesk, clowning, clownneus, clownsduo, clownseczeem, clownskop, clownsneus, clownspak, clownvis
Vertalingen
1. komische artiest
Gangbaarheid
- Het woord clown staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'clown' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.