chargeren
Nederlands
Woordafbreking
- char·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in gesloten formatie aanvallen’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
- afgeleid van het Franse charger (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
chargeren |
chargeerde |
gechargeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
chargeren
- overgankelijk met kracht aanvallen, een charge uitvoeren
- overgankelijk iets overdreven voorstellen om iemand of iets belachelijk te maken
- overgankelijk overdrijven (in een toneelrol)
- overgankelijk overdrijven (zonder speciale bedoeling)
- overgankelijk bezwarende verklaringen voor iemand afleggen
- overgankelijk het beladen van een persoon met bepaalde taken
Synoniemen
- [2-4]: aandikken, overdrijven
- [5]: beladen
- [5]: belasten
Vertalingen
1. met kracht aanvallen, een charge uitvoeren
2. iets overdreven voorstellen om iemand of iets belachelijk te maken
Gangbaarheid
- Het woord chargeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'chargeren' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.