camion
Nederlands
Woordafbreking
- ca·mi·on
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrachtwagen’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- Ontleend aan het Franse camion.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | camion | camions |
verkleinwoord | camionnetje | camionnetjes |
Zelfstandig naamwoord
camion m
- (informeel) (verkeer), (België) een wagen voor goederenvervoer
- Jefke reed met zijn camion met bier langs de verschillende cafés.
Gangbaarheid
- Het woord camion staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'camion' herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Frans
Woordafbreking
- ca·mion
Woordherkomst en -opbouw
- Een Normandisch-Picardische vorm van onbekende oorsprong, mogelijk te verbinden met chemin ("weg").
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
camion | le camion | camions | les camions |
Afgeleide begrippen
- camion-benne, camion-citerne, camion-frigorifique; camionnette, camionner, camionneur/camionneuse
Italiaans
Uitspraak
- IPA: /ˈkamjon/
Woordafbreking
- ca·mi·on
Synoniemen
- autocarro
Afgeleide begrippen
- camionabile, camionale; camioncino, camionetta, camionista
Roemeens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief en accusatief | camion | camioane |
lidwoordsvorm | camionul | camioanele |
datief en genitief | camion | camioane |
vocatief | - | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Franse camion.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.